Geschiedenis van de koloniale- en slavernijperiode in voormalig Nederlands-Indië (Indonesië)
Indonesië was tot 1949 van Nederland. Zo is het niet altijd geweest. De eerste Nederlanders kwamen rond 1600 naar het eilandenrijk voor de handel in specerijen. Zij verenigden zich in de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) om een monopolie positie te krijgen en hoge winsten te maken.
Indonesië was tot 1949 van Nederland. Zo is het niet altijd geweest. De eerste Nederlanders kwamen rond 1600 naar het eilandenrijk voor de handel in specerijen. Zij verenigden zich in de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) om een monopolie positie te krijgen en hoge winsten te maken.
Begin kolonisatie Nederlands-Indië
In 1815 werd het land een Nederlandse kolonie, die Nederlands-Indië werd genoemd. De lokale bevolking werd lange tijd uitgebuit – ook nadat het koloniseren steeds meer werd overgelaten aan particuliere ondernemers. De lokale bevolking kwam daarbij voortdurend in opstand. Het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) werd opgericht om de zogenaamde ‘buitengewesten’ in te nemen en opstanden te helpen neerslaan. Voor het KNIL werden naast Nederlandse, ook Molukse, Soendanese en Madoerese mannen geworven.
De ‘njai’
De Europese mannen die als soldaat of ondernemer de kolonie binnenkwamen, knoopten relaties aan met lokale vrouwen. Zij werden ‘njai’ genoemd: een ‘bijvrouw’ die niet alleen huishoudelijke, maar ook seksuele diensten verleende. Uit deze relaties ontstond de Indo-Europese groep, met een eigen Indische cultuur. Juridisch gezien stonden zij gelijk aan Europeanen zolang hun Nederlandse vader hen erkende. Deed hij dat niet, dan vervielen zij tot de ‘Inlandse’ status, met verlies van rechten tot gevolg.
Vanaf begin twintigste eeuw kwam de ‘njai’ steeds meer in een kwaad daglicht te staan. Om de grens tussen ‘kolonisator’ en ‘gekoloniseerde’ scherper te kunnen trekken, werden er Europese vrouwen naar voormalig Nederlands-Indië overgebracht, die moesten zorgen voor een ‘raszuiver’ nageslacht. De Indische tussengroep werd steeds meer gezien als een bedreiging voor die scherpe grenstrekking. Het beeld van de njai als ‘sluwe verleidster’ werd in het leven geroepen om Europese mannen aan te sporen zich niet langer met hen in te laten, maar te trouwen binnen de eigen groep.
In opstand
Ondertussen kwam de lokale bevolking steeds vaker in opstand tegen hun overheersers. Nadat er verschillende regionale oorlogen waren uitgevochten – te denken valt aan de Java oorlog (1825-1830) en Atjeh oorlog (1873-1904) - startte een nieuwe lichting Indonesische nationalisten vanaf begin 20e eeuw met georganiseerd verzet. In 1908 werd de politieke partij Boedi Utomo (het schone streven) opgericht, gevolgd door de Partai Indonesia in 1912. In datzelfde jaar zag ook de nationalistische organisatie Sarekat Islam het levenslicht. In 1920 zou een linkse fractie binnen de Sarekat Islam zich afsplitsen en verder gaan onder de naam Partai Komunis Indonesia. Zij kwamen in 1926/1927 in opstand tegen het Nederlandse gezag. De opstanden werden hardhandig neergeslagen en hun leiders – waaronder Soekarno - werden verbannen. Soekarno werd later de eerste president van Indonesië.
Een einde aan drie eeuwen kolonisatie: Japanse inval
Uiteindelijk maakte de Japanse inval in Indonesië een einde aan drie eeuwen kolonisatie. Op 8 maart 1942 gaf Nederland zich over, waarna ruim 42.000 mannen krijgsgevangen werden gemaakt, 100.000 Nederlandse burgers in Japanse kampen werden geïnterneerd en naar schatting 120.000-200.000 Indo-Europeanen buiten de kampen moesten overleven. Toen Japan op 15 augustus 1945 capituleerde waren er 25.000 doden aan Nederlandse zijde te betreuren en circa 300.000 doden aan Indonesische zijde.
In opstand
Ondertussen kwam de lokale bevolking steeds vaker in opstand tegen hun overheersers. Nadat er verschillende regionale oorlogen waren uitgevochten – te denken valt aan de Java oorlog (1825-1830) en Atjeh oorlog (1873-1904) - startte een nieuwe lichting Indonesische nationalisten vanaf begin 20e eeuw met georganiseerd verzet. In 1908 werd de politieke partij Boedi Utomo (het schone streven) opgericht, gevolgd door de Partai Indonesia in 1912. In datzelfde jaar zag ook de nationalistische organisatie Sarekat Islam het levenslicht. In 1920 zou een linkse fractie binnen de Sarekat Islam zich afsplitsen en verder gaan onder de naam Partai Komunis Indonesia. Zij kwamen in 1926/1927 in opstand tegen het Nederlandse gezag. De opstanden werden hardhandig neergeslagen en hun leiders – waaronder Soekarno - werden verbannen. Soekarno werd later de eerste president van Indonesië.
Een einde aan drie eeuwen kolonisatie: Japanse inval
Uiteindelijk maakte de Japanse inval in Indonesië een einde aan drie eeuwen kolonisatie. Op 8 maart 1942 gaf Nederland zich over, waarna ruim 42.000 mannen krijgsgevangen werden gemaakt, 100.000 Nederlandse burgers in Japanse kampen werden geïnterneerd en naar schatting 120.000-200.000 Indo-Europeanen buiten de kampen moesten overleven. Toen Japan op 15 augustus 1945 capituleerde waren er 25.000 doden aan Nederlandse zijde te betreuren en circa 300.000 doden aan Indonesische zijde.
De Indonesische Revolusi
Een dag na de Japanse capitulatie riep Soekarno op 17 augustus 1945 de Republiek Indonesië uit. Daarop brak de Indonesische Revolusi uit, ook wel aangeduid met de Bersiap. Deze duurde van september 1945 tot maart 1946. In het kielzog van de onafhankelijkheidsstrijders, richtte het geweld van Indonesische jeugdbendes zich op iedereen die met de Nederlandse overheersers had samengewerkt of daarvan werd verdacht. Onder hen Indische Nederlanders, Peranakan Chinezen, Molukse soldaten en de Indonesische aristocratie.
Onafhankelijkheid Indonesië en migratie naar Nederland
Vanaf maart 1946 stuurde Nederland 120.000 soldaten naar Indonesië om het Nederlandse gezag te herstellen. Het betekende het begin van de Onafhankelijkheidsoorlog, waarbij 100.000 Indonesische en 5.000 Nederlandse militairen werden gedood. Daarvan was een derde van Indonesisch/Molukse komaf. Het duurde tot eind 1949 voordat Indonesië onafhankelijk was. In vijf verschillende migratiegolven kwamen tussen 1945-1965 ongeveer 300.000 tot 333.000 mensen vanuit Indonesië naar Nederland. Een deel van hen was ‘repatriant’, dus keerde terug naar huis. Maar de meeste mensen ontvluchtten het land of werden gedwongen om hun geboorteland te verlaten, zoals de 12.500 Molukkers die in de eerste helft van 1951 naar Nederland werden overgebracht.
Op dit moment wonen er in Nederland meer dan 2 miljoen mensen die een band hebben met Indië/Indonesië. Velen van hen zijn op zoek naar hun roots en proberen het zwijgen in de familie te verbreken door met oudere generaties in gesprek te gaan over het familieverleden.